Skip to content

Als beeldmaker hou ik van verdwalen en verdwijnen, van kleine dingen groter maken. Een terloopse ontdekking die onverwachts iets in beweging kan zetten. Niet die wankele rots die een lawine veroorzaakt, maar dat kleine steentje dat van een pad afrolt. Het neemt me mee naar het onbekende. Hoe beweegt het? Waar landt het? En hé, daar is ineens….
 
Een split-second als aanloop naar een nieuw project. Na de ontdekking dat een zilvervisje aan mijn werk had zitten knabbelen, kwam ik erachter dat dit ‘ongedierte’ in België Suikergast genoemd wordt. Plotseling bleek ik dus een ‘gastatelier’ te hebben. Of het terugvinden van ‘wrijfletters’ uit mijn academietijd dat resulteerde in het langlopende project The Last Pages; een ode aan het analoge tijdperk en de vergankelijkheid.
 
De ‘steentjes die van het pad afrollen’ komen doorgaans in een archief terecht van dingen die ik ooit gehoord, gezien of gelezen heb. Een gebeurtenis op straat die vastgelegd werd of gemijmer over ‘hoe schrijvers schrijven’. Startpunten voor een serie tekeningen, of – zoals in recenter werk – geënsceneerde foto’s van fictieve ruimtes. Beelden die schuren aan het herkenbare waarmee ik de toeschouwer wil uitnodigen in de ‘kamers’ van mijn hoofd.
 
Noëlle Cuppens
2021

“As an artist, I like to wander, and disappear. Make small things bigger. A cursory discovery can unexpectedly set something in motion. Not that shaky rock, but that wee little stone, that rolls down the path. It takes me to unknown places. How does it move? Where does it set down? And suddenly there is….. 
  
A split-second as the start of a new project. When I discovered that silverfishes had been nibbling at my work, I discovered that these vermin, in Belgium, are named Suikergast (Sugarguest). Suddenly I seemed to have a ‘guest-studio’. Or the rediscovery of my Let­ra­set dry trans­fer let­ters from my academic years, that started my research into these letters, resulting in the on-going project, The Last Pages, an ode to the analog era and ephemerality. 
  
The ‘stones that roll down the path’ usually end up in my archive of the things I’ve heard, seen, or read. An occurrence on the street, or my musing about ‘how writers write’. Starting points for a series of drawings or, as in my recent work, constructed photos of fictional spaces. 
  
Images that invite us to disappear into a world that abrades what we recognize, and where the spectator enters the chambers of my head.”